• Maak groepjes van drie. Nummer één begint met een lange zin.
• Nummer twee verzint een tweede zin. Die kan bijvoorbeeld met Maar beginnen of met Opeens.
• De derde verzint de slotzin.

Kennismaking met een buitenaards wezen

Laat het buitenaards wezen jou kennen.

Welke vragen stelt de aliën aan jou om jou beter te leren kennen?

Bedenk een spannende Beginzin

 Voorbeeld Leven als een loser- Drie keer niks

Mijn ouders zeggen altijd dat de wereld niet om mij
draait, maar soms denk ik dat het eigenlijk WEL zo
is.

Dit heb je nodog

• Je MOO account

Dit hebben we in de klas gedaan

• Welke vragen stel je?
• Ja/nee antwoorden / antwoorden met weinig informatie / antwoorden met veel informatie

Dit ga je doen

• Je hebt een interview gehouden met een klasgenootje.
• Je hebt de antwoorden genoteerd.
• Je maakt goede zinnen

Uitwerking via Powerpoint

• Je maakt een korte presentatie over jer klasgenootje

Schrijven van een meningtekst met inleiding/kern/slot

Waar? In je stellenschrift

Ben je niet op school? Schrijf het dan in Word (in MOO)

Waarom hebben kinderen in de bovenbouw een mobieltje nodig?

Sommige ouders vinden dat je pas een mobieltje nodig hebt als je naar de middelbare school gaat. Wat vind jij daar van?

Je kunt je afvragen waarom al die volwassenen van die dure mobieltjes hebben, vooral de vaders. Ze kijken welk weer het is, maar dat zie je ook door naar buiten te kijken. Vrienden hebben ze niet, dus whatsappen of op Facebook kijken is tijdsverspilling. 

Kinderen hebben veel vrienden en die hebben elkaar veel te vertellen. Je moet vaak thuisblijven om je huiswerk te maken en dat is het heel makkelijk dat je met je mobieltje contact hebt met je vrienden.

Bron

1. Bedenk zelf een verhaal met negen woorden en negen zinnen (groep 7-8)

• In de vijfde zin komt het hoogtepunt. En in zin negen het slot.
• Met een beetje fantasie, lukt het denkers en dromers zelfs alleen.

1. Op een dag ontmoette ik een heel bijzonder kind.
2. Ze zat achterin de bus te slapen naast mij.
3. Er zat geen groot mens bij haar of achter haar.
4. Toen ik uitstapte met mijn broers viel ze om.
5. We stapten dus niet uit maar vingen haar op.
6. Toen werd ze wakker, geeuwde en rekte zich uit.
7. Ze vond het heel gewoon en schrok niet eens.
8. Het gekste vond ik nog dat ze vriendelijk vroeg:
9. ‘Wil je kauwgom? Neem gerust!’ We stapten gauw uit.